Over het ISO
Beleidsplan 2023
De student aan zet
Het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) streeft naar hoger onderwijs waarin studentsucces1 voorop staat. Dit betekent dat studenten groeien en zich ontwikkelen, zowel academisch als persoonlijk, binnen de ruimte die daarvoor geboden wordt. Voor elke student zal dit er anders uitzien. Hiermee zet het ISO zich af tegen de lang gangbare term ´studiesucces´. Het hoger onderwijs is verantwoordelijk voor het creëren van de randvoorwaarden voor dit studentsucces, zodat het een plek wordt waar studenten hun vaardigheden en talenten kunnen ontwikkelen. Het ISO werkt hieraan door de stem van de student te laten horen, zodat hun belangen meegewogen worden in besluitvorming.
Het ISO streeft dit doel na namens haar lidorganisaties: centrale medezeggenschapsraden, -fracties en studentenvakbonden. Daarom staat bij het ISO de medezeggenschap centraal. Voor het goed functioneren van de medezeggenschap is goede medezeggenschapscultuur op elke onderwijsinstelling essentieel. Door middel van vroege betrokkenheid in het besluitvormingsproces, informatievoorziening en instemmings- en initiatiefrecht geeft de medezeggenschap studenten een stem. Om dit democratische ideaal te bevorderen heeft
de onderwijsinstelling de verantwoordelijkheid voldoende ondersteuning te bieden aan de medezeggenschap – op centraal en decentraal niveau. Ook het ISO voelt zich verantwoordelijk voor haar lidorganisaties, voor wie zij kennis, ondersteuning en een ontmoetingsplaats biedt.
Studentsucces draait om de student en de investering die deze maakt in zichzelf. Belangrijk is de realisatie dat niet elke student dezelfde uitgangspositie hierin heeft. Toereikende studiefinanciering helpt onder andere kansengelijkheid te bevorderen door de inkomenspositie van studenten te verbeteren en gelijker te maken. Ook in de toelating tot, aansluiting aan en doorstroom in het hoger onderwijs is er aandacht voor kansengelijkheid en toegankelijkheid. De samenleving investeert eveneens in de student. Een hoger onderwijs ingericht op studentsucces heeft als basis een toereikende bekostigingssystematiek waar niet rendement, maar de student centraal staat. De samenleving investeert hiermee in onderwijs en onderzoek dat aansluit op
behoeftes van de arbeidsmarkt, maatschappij en wetenschap.
Op de onderwijsinstelling zijn onderwijs- en docentkwaliteit basisvoorwaarden voor studentsucces. De instelling is daarnaast verantwoordelijk voor een sociaal veilige omgeving, het welzijn van de student, begeleiding en informatievoorziening en het aanbieden van faciliteiten waarmee het onderwijs voor iedereen toegankelijk wordt. Doordat studentsucces voor elke student iets anders betekent, is er ruimte voor verschillende studiepaden. Nominaal studeren is geen eis: maatwerk op basis van de situatie van de student en het ontplooien van nevenactiviteiten wordt gefaciliteerd. In dit kader bieden onderwijsinnovaties en internationalisering mogelijkheden om studentsucces en zelfontplooiing te bevorderen.
Met deze boodschap gaat het ISO in gesprek met de politiek, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de diverse organisaties in het onderwijsveld. Hierin stelt het ISO zich pragmatisch op, maar schroomt zij niet een tegengeluid te laten horen: wanneer het erop aankomt is actievoeren niet uitgesloten. Vanuit deze constructieve houding komt het ISO met eigen plannen en alternatieven, en worden nieuwe of onderbelichte thema’s geagendeerd. De continue belangenbehartiging van het ISO focust zich op het publieke debat in de media, ambtelijke processen en de politiek. Door op alle fronten in dialoog te zijn, geeft het ISO de student een stem.
1 “Iedere student heeft iets anders nodig om succesvol te zijn en niet iedere student start vanuit dezelfde positie. Studentsucces betekent niet alleen binnen een redelijke termijn kunnen afstuderen, maar ook ruimte voor persoonlijke ontwikkeling, met aandacht voor studentenwelzijn en het kunnen nemen van regie op het eigen leren.” De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven in een brief aan de Tweede Kamer, 13 september 2019.