Op 10 februari 2015 heeft minister Bussemaker het experiment Besluit promotieonderwijs voorgelegd aan de Tweede Kamer. Dit experiment houdt in dat universiteiten naast werknemer-promovendi ook promotieplekken mogen aanbieden met een studentstatus. Deze promotiestudenten hebben geen aanstelling binnen de universiteit maar volgen een speciaal onderwijstraject en betalen hier collegegeld voor. Het ISO constateert dat er nog te veel haken en ogen aan dit plan zitten om te starten met het experiment. Het ISO is geen voorstander van de promotiestudent en kaart een aantal probleempunten aan.
Allereerst vreest het ISO dat de goedkopere promotiestudenten op termijn de werknemer-promovendi gaan vervangen en dat dit zal leiden tot een vlucht van excellente afgestudeerden naar het buitenland of bedrijfsleven. Dit moet worden voorkomen. Daarnaast moet de kwaliteit van onderzoek worden gewaarborgd en moet er gewaakt worden voor het verdwijnen van de verbinding tussen onderwijs en onderzoek.
Het ISO vindt het een uiterst onverstandige keuze dat de beurzen die worden uitgekeerd aan promotiestudenten betaald worden vanuit het profileringsfonds. Niet alleen de beurzen voor deze studenten worden straks uit het profileringsfonds betaald maar ook bij bijzonder omstandigheden zoals ziekte of zwangerschap kunnen promotiestudenten straks uit het profileringsfonds worden gecompenseerd. Het profileringsfonds stond al bij veel instellingen onder druk, met het instemmen van het leenstelsel is de druk alleen maar groter geworden doordat uitwonende studenten met een functiebeperking of een chronische ziekte een lagere compensatie krijgen van de overheid. Het ISO vreest dat het profileringsfonds niet evenredig zal worden aangevuld door de instellingsbesturen, waardoor de reguliere student uiteindelijk de dupe wordt van dit experiment.
Tot slot vindt het ISO het een slecht idee om de promotiestudent te laten vertegenwoordigen door de studentenmedezeggenschap. Deze is nu vaak ingericht op de ‘gewone’ student. Daarnaast liggen de belangen van reguliere studenten en promotiestudenten op sommige vlakken ver uit elkaar. Het ISO vindt het wel van groot belang dat de promotiestudent aan de medezeggenschap kan deelnemen en een passende plek krijgt waar hun belangen worden behartigd. In het huidige plan is dit niet goed gewaarborgd.
Het ISO ziet dus nog te veel haken en ogen om het experiment uit te voeren. Hier dienen eerst passend oplossingen voor worden gevonden voordat het experiment überhaupt kan plaatsvinden.