Vandaag debatteert de Tweede Kamer nog één keer over de herinvoering van de basisbeurs. De beurs hoort vanaf aankomende september weer voor iedere student in het hoger onderwijs te gelden die nog recht heeft op de prestatiebeurs. Tegelijkertijd valt nog veel aan te merken op het voorstel wat nu voor ligt. Zo zijn de voorgestelde bedragen amper veranderd ten opzichte van de voorgaande bedragen uit 2015, terwijl het leven overduidelijk vele malen duurder is geworden in de tussentijd. Daarbij is onduidelijk of de nieuwe generatie studenten op een toereikende basisbeurs kan rekenen na afloop van de tijdelijke verhoging. Voorzitter van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) Terri van der Velden: “Het belangrijkste is en blijft dat de basisbeurs zijn herintrede maakt. Toch biedt het huidige voorstel niet de zekerheid aan de nieuwe generatie studenten waar wij als ISO wel op hoopte.”
Basisbeurs anno 2015 vs. 2023
De Tweede Kamer buigt zich vandaag over het gehele wetsvoorstel, maar specifiek de voorgestelde bedragen springen snel in het oog. De uitwonende student zou vanaf aankomend collegejaar gaan rekenen op €274,90 en de thuiswonende student op €110,30. In vergelijking met het bedrag uit 2015 gaat de uitwonende student er €11,- op achteruit. Als de uitwonende beurs uit 2015 vandaag de dag geïndexeerd zou worden, zou dat al snel uitkomen op €350,-. Hierbij wordt nog geen rekening gehouden met andere factoren die invloed hebben op de koopkracht van studenten. Afgelopen Prinsjesdag is gelukkig wel een tijdelijke van €164,30 extra aangekondigd. Na een jaar zal deze verhoging alleen weer verdwijnen, terwijl het niet in de lijn der verwachting ligt dat de studie- en woonkosten naar beneden zullen gaan. Het basisbedrag blijft te laag ingestoken.
Tijdelijke verhoging
Gelukkig ziet de Tweede Kamer de dringende behoefte aan zekerheid voor studenten. Een meerderheid van de Tweede Kamer heeft al laten blijken dat ze het voorstel steunen om de aangekondigde verhoging ook te laten gelden voor de studiejaren 2024/2025 en 2025/2026. Als dit werkelijkheid wordt, komt de basisbeurs voor de uitwonende student al dichter bij het meer reële bedrag van €416, zoals omschreven in de verkenning van het SER Jongerenplatform. Let wel, dit bedrag is in 2021 opgesteld, waardoor dit bedrag ook weer geïndexeerd zou moeten worden. Desondanks wordt na de tijdelijke verhoging(en) straks wel teruggekeerd naar dit ontoereikende basisbedrag. Van der Velden: “Het is overduidelijk dat het voorgestelde bedrag voor uitwonende studenten nu absoluut én relatief minder waard is dan in 2015. Het is moeilijk om te bedenken dat we deze studenten alleen met een tijdelijke verhoging kunnen helpen.”
Relatiemanagement
Een groot deel van de huidige groep studenten zal nooit weten hoe het is om met een basisbeurs hun studie te doorlopen. Dit in tegenstelling tot hun voorgangers en opvolgers. De nieuwe generatie studenten daarentegen gelukkig wel. De herinvoering van de basisbeurs is een startschot van de vertrouwensrelatie tussen de overheid en deze generatie. Precies hierom verdient deze groep de zekerheid van een toereikende basisbeurs voor in ieder geval hun nominale studieduur. Door nu zekerheid te garanderen, kan een vertrouwensrelatie opgebouwd worden. Van der Velden: “Dit is een nieuwe generatie studenten die niet te maken mag krijgen met jojobeleid. Voor studenten is het de afgelopen jaren spannend geweest wat zij konden verwachten van het kabinet. Wij hopen dan ook dat de aankomende groep studenten op meer stabiliteit kan rekenen.”